ID: 173596
Omschrijving
Isbn 90259517672000, Uitgeverij Ten Have, Baarn, 314 pagina's.
Boek ziet er prima uit.
In dit boek wil de theoloog H.M. Kuitert zowel mensen die de smaak van religie te pakken hebben, als de oudgedienden aanspreken. De nieuwkomers, omdat ze nieuw zijn, zich roekeloos in religie storten, maar ook de oudgedienden, de in de christelijke leer opgevoede christenen, die veel (teveel) weten. Over religie is een boek over god. Als dit woord valt maakt menigeen zich haastig uit de voeten. Maar dat hoeft niet als we eerlijk onder ogen zien, hoe we aan god (het g-woord, zoals kuitert dit noemt) gekomen zijn en hoe god van soortnaam tot een eigennaam is geworden. Daarbij behield god de trekken uit het verleden: een eigen god voor een eigen volk en dus komt het eigen volk altijd eerst. De christelijke kerk nam dat over: zij was het nieuwe godsvolk een persoonlijke god, die privileges aan de zijnen verleent? Het eerste deel van dit boek is in zekere zin een destructie van dit godsbeeld. Niet van de religie die er de oorsprong van is, die moet vooral blijven. Maar dan verlost van de leerstelligheid, de doodslager van levende religie. Het tweede deel van dit boek laat zien dat religie, ook de christelijke, een zaak is van het gemoed, van zich aangesproken voelen. De schrijver legt deze 'aanspraak'; uit als aangesproken worden door de schepper - de oerervaring van de mens: hij is afhankelijk van wat hij niet in zijn macht heeft, ook al is zijn macht nog zo groot. In de christelijke uitwerking is die macht niet alleen de macht van de werkelijkheid, maar ook die van het woord, dat ons aanspreekt, telkens wanneer we ons aangesproken voelen door mensen die behoefte aan ons hebben. Dat (aan)sprekende woord is niet opgesloten in de kerk, en nog belangrijker: als woord is wat we met 'god' bedoelen (hou op met god in een bovenwereld, zegt de auteur) in de wereld zonder van de wereld te zijn. Het boek begint met een hartig woordje aan de nieuwkomers (knuffelen ze het voorwerp van hun liefde dood?). En eindigt eveneens met een hartig woordje aan de oudgedienden (ze moeten heel wat afleren).
Boek ziet er prima uit.
In dit boek wil de theoloog H.M. Kuitert zowel mensen die de smaak van religie te pakken hebben, als de oudgedienden aanspreken. De nieuwkomers, omdat ze nieuw zijn, zich roekeloos in religie storten, maar ook de oudgedienden, de in de christelijke leer opgevoede christenen, die veel (teveel) weten. Over religie is een boek over god. Als dit woord valt maakt menigeen zich haastig uit de voeten. Maar dat hoeft niet als we eerlijk onder ogen zien, hoe we aan god (het g-woord, zoals kuitert dit noemt) gekomen zijn en hoe god van soortnaam tot een eigennaam is geworden. Daarbij behield god de trekken uit het verleden: een eigen god voor een eigen volk en dus komt het eigen volk altijd eerst. De christelijke kerk nam dat over: zij was het nieuwe godsvolk een persoonlijke god, die privileges aan de zijnen verleent? Het eerste deel van dit boek is in zekere zin een destructie van dit godsbeeld. Niet van de religie die er de oorsprong van is, die moet vooral blijven. Maar dan verlost van de leerstelligheid, de doodslager van levende religie. Het tweede deel van dit boek laat zien dat religie, ook de christelijke, een zaak is van het gemoed, van zich aangesproken voelen. De schrijver legt deze 'aanspraak'; uit als aangesproken worden door de schepper - de oerervaring van de mens: hij is afhankelijk van wat hij niet in zijn macht heeft, ook al is zijn macht nog zo groot. In de christelijke uitwerking is die macht niet alleen de macht van de werkelijkheid, maar ook die van het woord, dat ons aanspreekt, telkens wanneer we ons aangesproken voelen door mensen die behoefte aan ons hebben. Dat (aan)sprekende woord is niet opgesloten in de kerk, en nog belangrijker: als woord is wat we met 'god' bedoelen (hou op met god in een bovenwereld, zegt de auteur) in de wereld zonder van de wereld te zijn. Het boek begint met een hartig woordje aan de nieuwkomers (knuffelen ze het voorwerp van hun liefde dood?). En eindigt eveneens met een hartig woordje aan de oudgedienden (ze moeten heel wat afleren).